Foto's

 (Klik op een foto om te vergroten)
Udding's zandgat
St Magnuskerk, zwerfkei in fundament
Het Zwanemeer
Gieterstraat 3
Oudemolensche Diep
Boomgeld
Houtwal
Gedoopt in de Smidsweijer
Annerveenschekanaal, Greveling
Hunebed D14
Photos provided by Panoramio. Photos are under the copyright of their owners.

Introductie

 Auteur: Gerben de Vries 

Oostermoer is van oorsprong de westelijke deel van het Bourtanger Moeras in de provincie Drenthe. Vanuit de Drentse Hondsrug werd het Oostermoer genoemd, waarbij ‘moer’ moeras betekent. Oostermoer was een van de zes Drentse dingspillen en omvatte de kerspelen Zuidlaren, Anloo, Gieten, Gasselte en Borger. Het dingspil werd dus naar het veengebied genoemd. Met deelgebied Oostermoer worden deze nederzettingen op de Hondsrug samen met de uitgeveende delen van het hoogveengebied als één geheel beschouwd.


Oostermoer behoort tot de gemeenten Tynaarlo, Aa en Hunze en Borger-Odoorn. Het deelgebied grenst in het noorden aan het deelgebieden Gorecht (nr 14), in het oosten aan het deelgebied Oude Veenkoloniën (nr 21), in het zuiden aan de deelgebieden Jonge Veenkolonien (nr 22) en Zuidenveld (nr 17) en in het westen aan de deelgebieden Rolderdingspil (nr 19) en Noordenveld (nr 26). 
Berlageboerderij 'De Schipborg' gezien vanuit een luchtballon. Let op de planmatige aanleg van het bos inclusief de zichtassen.

Kenmerken en Bijzonderheden

  • Essenlandschap met beekdallandschap (Hondsrug)
  • Streekdorpenlandschap op veen/veenkoloniaal landschap (veengebied)
  • Randveenontginningslandschap (tussen ‘zand’en ‘veen’)
  • Esdorpen en esgehuchten (met brinken)
  • Veenkoloniale dorpen
  • Berlageboerderij 'De Schipborg' tussen Schipborg en Anloo
  • Boerderijen (hallenhuistypen en Oldamster type)
  • Rechte kanalen (‘de Monden’ en ook de hoofd- en zijwijken)
  • Blokverkaveling (ten westen van de Hunze) en strookverkaveling (ten oosten van de Hunze en het Achterste Diep)
  • Slingerwegen (zand) en rechthoekig patroon van wegen (veen)
  • Brinken (in de esdorpen en esgehuchten Annen, Anloo, Eext, Gasteren, Schipborg, Borger, Bronneger, Buinen, Drouwen, Ees, Westdorp, Gasselte, Gieten, Midlaren, Zuidlaren)
  • Beken: Drentsche Aa, Hunze (Oostermoersche Vaart)
  • Natuurgebieden: Noordlaarder bosch (of bij Gorecht? –GdV )en De Vijftig Bunder ((Midlaren) Strubben en Kniphorstbos (bij Annen), Landgoed Terborgh (tussen Anloo en Eext), Gieterveld, Gasselterveld en Drouwenerveld bij deze plaatsen, Buinerveld (Buinen), Boswachterij Exloo (Exloo) en Boswachterij Odoorn en Odoornerzand(Odoorn), Annermoeras (Annen)
  • Stuifzandhevel: Kymmelsberg en Drouwenerzand
  • Dennenoord (Psychiatrisch Ziekenhuis) en Noorder Sanatorium  te Zuidlaren
  • Golfterreinen (Kraanlanden-Gasselte)
  • Zuiveringsinstallaties (Gieten)

Landschapsopbouw

Fysisch-geografisch bestaat het deelgebied uit de Hondsrug, het stroomdal van de Hunze (Oostermoersche Vaart) en het voormalige veenlandschap, nu een overwegend akkerbouwgebied. Aan de westkant loopt de N34, aan de oostzijde is voor het grootste deel het Stadskanaal de grens. Veel namen van de zanddorpen – Zuidlaren, Annen, Gieten, Gasselte, Drouwen, Buinen – komen in het veengebied weer terug :Zuidlaarderveen, Annerveen, Gieterveen, Gasselterveen, Drouwenerveen, Buinerveen. Bij de mond van het Stadskanaal volgen dan nog plaatsnamen als Gasselternijveenschemond en Drouwenermond. Diverse wegen lopen van de A34 op de Hondsrug over de voormalige venen naar de Groninger Veenkoloniën.

Het landschap van Oostermoer kent een opvallende opeenvolging van west naar oost. De oudste nederzettingen, van Zuidlaren tot Borger, liggen allemaal op de Hondsrug in het westen van het deelgebied. Op het licht glooiende westflank van de Hondsrug liggen nu veruit de meeste natuurgebieden, in gebieden die voorheen voornamelijk heidevelden waren. Op de veel steilere oostflank van de Hondsrug liggen veel van de essen van de nederzettingen. Hier begint in de richting van de Hunze/Oostermoersche Vaart en het Achterste Diep in het oosten het weidegebied, al wordt meer dan de helft van deze strook momenteel gebruikt als akkerbouwgrond. Vanaf de Hondsrug lopen zeer veel wegen oost- en vooral noordoostwaarts naar deze waterlopen.

Vlak over de Hunze liggen de meestal Middeleeuwse randveennederzettingen, van Zuidlaarderveen, Oud-Annerveen en Spijkerboor in het noorden tot Drouwenerveen en Buinerveen in het zuiden van het deelgebied. Tussen Hondsrug en Hunze is er veelal sprake van blokverkaveling, over de Hunze en ook ten oosten van deze randveennederzettingen is vrijwel alleen strokenverkaveling te zien. Eexterveen en Eexterveenschekanaal en ook Gasseltternijveen en Gasselternijveenschemond zijn nederzettingen uit de 18e eeuw . Drouwenerveen en Drouwenermond en ook Buinerveen en Nieuw-Buinen zijn echter ontgonnen vanaf het Stadskanaal, dat midden 19e eeuw gegraven werd. Op de lange rechte kavels wordt vrijwel alleen akkerbouw bedreven. Alleen bij Nieuw-Buinen liggen ook wat meer weidegronden. Anders dan in het nabije deelgebied Oude Veenkolonien, in de provincie Groningen, liggen bijna alle boerderijen in de nederzettingen zelf. Veel van de monden zijn gedempt.

Indeling

Deelgebied Oostermoer behoort tot de gemeenten Tynaarlo, Aa en Hunze alsmede Borger-Odoorn.
Het gebied maakt sinds 2000 deel uit van waterschap Hunze en Aa’s
In het Provinciaal Omgevingsplan 2004 behoort deelgebied Oostermoer tot Noord-Oost.

Woonkernen

* Gemeente Tynaarlo werd in 1998 gevormd.
Van die gemeente behoren tot deelgebied Oostermoer de dorpen en gehuchten De Groeve, Midlaren, Schuilingsoord, Westlaren, Zuidlaarderveen en Zuidlaren

* Gemeente Aa en Hunze werd in 1998 gevormd uit de gemeenten:
1.Anloo: met de dorpen en gehuchten Anderen, Anloo, Annen, Annerveenschekanaal, Eext, Eexterveen, Eexterveenschekanaal, Eexterzandvoort, Gasteren, Nieuw-Annerveen, Oud-Annerveen, Schipborg en Spijkerboor.
2. Gieten: met de dorpen en gehuchten Bareveld (deels), Bonnen, Bonnerveen, Bosje, Bovenstreek, De Hilte, Gieten, Giterveen, Nieuwediep, Strek, Torenveen, Veenhof en Zandvoort.
3. Gasselte: met de dorpen en gehuchten Eerste Dwarsdiep, Gasselte, Gasselterboerveen, Gasselterboerveenschemond, Gasselternijveen, Gasselternijveenschemond, Kostvlies, Schreierswijk en Tweede Dwarsdiep.
4. Rolde: behoort tot deelgebied Rolderdingspil.

* Gemeente Borger-Odoorn werd in 1998 gevormd uit de gemeenten:
1. Borger: met de dorpen en gehuchten Borger, Bronneger, Bronnegerveen, Buinen, Buinerveen, Drouwen, Drouwenermond, Drouwenerveen, Ees, Eesergroen, Eeserveen (deels), Ellertshaar, Nieuw-Buinen en Westdorp
2. Odoorn: met de dorpen en gehuchten Boermastreek, Dikbroeken, Eerste Exloërmond, Eeserveen (deels), Exloërkijl, Exloërveen, Exloo,'t Haantje, (deels), Kavelingen, Klijndijk, Musselkanaal (deels), Odoorn, Odoornerveen, Tweede Exloërmond, Tweede Valthermond, Valthe, Valtherblokken, Valthermond, Valthermussel en Zandberg (deels).

Landschapsgeschiedenis

Geologie

De Hondsrug is vaak duidelijk te herkennen in het landschap, zoals hier bij Annen.
Heel Drenthe is gevormd door de ijstijden. Een van de laatste ijstijden was het Saalien. In deze fase, ongeveer 150.000 jaar geleden, stroomde een smalle baan ijs over Oost-Drenthe naar het zuidoosten. Dit Scandinavische landijs liet een laag keileem achter, waarin ook zwerfstenen uit Zuid-Zweden zaten. Er werd een aantal zand- en keileemruggen gevormd, die samen het Hondsrugsysteem worden genoemd. Deze is in het noorden 2 km en in het zuiden 7 km breed. De hoogte is voor een groot deel NAP + 20 m, maar daalt bij Anloo en Annen tot + 15 m.

In dezelfde periode ontstond het brede Hunzedal, evenwijdig aan de Hondsrug. Het voerde smeltwater af in noordelijke richting en was aanvankelijk een 50 m diep erosiedal. Het werd opgevuld met zand en later werd de Hunze een riviersysteem met meanderende zijstroompjes. Opvallend is dat tussen Ees en Borger een hoogeveentje lag. Samen met het afstromende Hondsrugwater doorsneed het in het oosten de hondsrug en vormde later
het voorste Diep. Dit was een van de bronbeken van de Hunze.

Ten oosten van de Hunze ontstond in het uitgesleten dal een immens veen, dat onderdeel uitmaakte van het Bourtanger Moeras. Dit ontstond in het Holoceen, vanaf 10.000 jaar geleden. Aan de randen van de hogere zandgronden groeide overal in Drenthe veenmoerassen. De veenlagen waren in Oost-Drenthe soms wel 7 m diep. Momenteel is de rechte, steile oostflank van de Hondsrug zeer merkwaardig, waarbij tussen Gieten en Gasselte het terrein over een afstand van nog geen kilometer meer dan 13 meter daalt. In de tijd dat het veen hier nog lag, was het hoogteverschil evenwel een stuk minder. Het laag- en later hoogveen ten oosten van de Hondsrug vulde namelijk het gehele Hunzedal op.

Vroegste bewoning

Jagers en verzamelaars kwamen sinds 120.000 jaar geleden in Drenthe voor. Uit de prehistorie – onderverdeeld in Steentijd, Bronstijd en IJzertijd – zijn tal van archeologische sporen in de provincie gevonden. Vanaf ongeveer 10.000 v.Chr. maakten jagers en verzamelaars plaats voor landbouwers. Die hadden behoefte aan permanente bewoning. Zo ontstonden de eerste nederzettingen, die aanvankelijk uit slechts enkele boerderijen bestond. Van de grote zwerfkeien die na de ijstijden op het Drents Plateau waren achtergelaten, maakten de Drenten vooral op de Hondsrug en de uitlopers daarvan hunebedden. Deze werden tussen 3500 en 3000 v.Chr. als grafkamers gebouwd door het volk van de Trechterbekercultuur. In deelgebied Oostermoer zijn hunebedden gevonden bij Midlaren (twee) , Zeijen, Balloo, Anloo (drie), Annen, Gasteren, Eext (drie), Drouwen (twee), Drouwenerveld, Bronnger (vijf), Borger en Buinen (twee). In Oostermoer bevinden derhalve 23 van de in totaal 53 Drentse hunebedden. In Borger staat een Hunebeddencentrum. In de omgeving van Anloo zijn niet minder dan 7500 vuurstenen artefacten gevonden uit de Steentijd, waaronder maar liefst 200 pijlpunten.

Ook na de Trechterbekercultuur bleven de mensen op de Hondsrug wonen. In het natuurgebied Strubben-Kniphorstbos tussen Annen en Schipborg staan niet alleen de hunebedden D7 en D8. Hier bevinden zich in het grootste archeologische rijksmonument van Nederland ook 60 grafheuvels uit Steentijd en Bronstijd, urnenvelden en karrensporen uit de prehistorie. Rond het begin van de jaartelling werden in Strubben-Kniphorstbos brandheuvels opgeworpen, grotere grafheuvels waar de doden waren verbrand. Het doet vermoeden dat hier een zekere mate van continuïteit van bewoning is geweest. Meest in het oog lopend in dit Drents Pompei, zoals het wel werd genoemd, lag de Galgenberg langs het zandpad van Anloo naar Schuilingsoord. Hier ligt ook de grenssteen van de marken Anloo, Schipborg en Zuidlaren.

Middeleeuwen: de kerstening van Noord-Drenthe

Het volk of de stammen die ten tijde van de brandheuvels en later op de Hondsrug woonden, waren Germaans en aanbaden Germaanse goden. In de 8ste eeuw kwamen voor de eerste maal christelijke, rooms-katholieke missionarissen naar het noorden van het land. Vanuit Groningerland bereikten zij ook Drenthe. Rond 780 trok de Engelse zendeling Willehad vanuit het Groningse Humsterland verder naar Drenthe. Hier werd nog voor 800 de eerste houten kerk gebouwd in Vries. De kerk van Anloo is waarschijnlijk vlak daarna gebouwd en was daarmee een van de oudste van Drenthe. Van de eerste zes kerken – de oerparochies – van Drenthe stonden er vier op de Hondsrug, Vries, Anloo, Rolde en Sleen-Emmen. Van hieruit werden dochterkerken gesticht, zodat Drenthe aan het einde van de Middeleeuwen in totaal 37 kerken en daarmee 37 kerspels telde.

Vanuit Anloo ook werden in de 11e en 12e eeuw dochterparochies gesticht in Zuidlaren en waarschijnlijk Gieten. Vanuit Emmen werd op zijn beurt de parochies van Borger gesticht, die vervolgens kerkvorming in Gasselte bevorderde. In deze plaatsen werden ook kerken gesticht, eerst houten en later stenen godshuizen. De andere nederzettingen ontwikkelden zich niet tot kerkdorp. Vandaar het merkwaardige fenomeen van de grote parochies met maar een enkele kerk. Vanuit de esgehuchten en andere kleine nederzettingen leidden kerk- en reewegen naar de hoofdplaatsen, want doop en kerkgang en na de dood een christelijke begrafenis vormden een essentieel onderdeel van het christelijk geloof. Vandaar dat ook alleen in de hoofddorpen bij de kerken begraafplaatsen in en rond de kerk werden aangelegd. Kloosters werden niet in deelgebied Oostermoer gebouwd. Wel bezat het Groninger klooster Aduard bij Everswolde onder Zuidlaren uitgebreid veenbezit. Hier werd nog in de Middeleeuwen een veenkolonie op een smalle zandrug in het veen gesticht, ten oosten van de Hunze. Ook andere kloosters en gasthuizen uit Groningen bezitingen. De naam Hilligjessloot (scheidsloot tussen Zuidlaarderveen en Oud-Annerveen) herinnert nog aan het Heilige Geesthuis in de stad. Oud-Annerveen zelf ontstond na de verdeling van de gemeenschappelijke veengronden van de marke Annen in het midden van de 15e eeuw.

Nieuwe tijd: boeren en verveners (1600-1800)

Ook na de Middeleeuwen gingen de ontginningen door, waardoor een aantal nieuwe nederzettingen ontstond. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) was funest voor Drenthe, omdat het jarenlang strijdtoneel tussen de Spaanse troepen en die van Oranje-Nassau (de ‘Staatsen’) waren. Eenderde van de bevolking kwam om en er waren zeer veel verlaten hoeven en erven. Ook de invallen van de Munsterse bisschop Bernhard van Galen, ´Bommen Berend´ later in de 17e eeuw veroorzaakten veel slachtoffers en immateriële schade. Pas tegen het einde van de 17e eeuw herstelde de bevolking zich weer. Zij waren na 1600 gedwongen het rooms-katholieke geloof af te zweren ten gunste van het calvinistische protestantisme. De gereformeerden, zoals zij zich toen noemden, gebruikten wel de oude kerken van Oostermoer.

In deze eeuwen heerste er een institutioneel machtsvacuüm in Drenthe. In de andere gewesten van de Zeven Verenigde Nederlanden werd de primaire macht uitgeoefend door de stadhouder, die daarbij op plaatselijk niveau de hulp van de elite inriep. In Groningen en Friesland had elk dorp minimaal een en vaker meer edelen, die hun macht demonstreerden door de bouw van borgen en stinzen. In Drenthe was de drost de hoogste vertegenwoordiger van de stadhouder, maar lang niet overal was adel en waren havezaten aanwezig. Drenthe werd dan ook wel gekenschets als een serie boerenrepubliekjes. In Oostermoer was er aanvankelijk geen enkele havezate aanwezig, maar in het midden van de 18e eeuw kreeg Laarwoud in Zuidlaren officieel de naam havezate. De kerspelen Gieten en Gasselte en Borger met hun diverse esgehuchten waren echter wel typische boerengemeenschappen. Borger (Westrup) en Anloo (Vennebroek) kregen in de 18e eeuw eveneens alsnog havezaten.

De gemeenschappelijke gronden in de marke Zuidlaren en Annen/Anloo waren al in de Middeleeuwen gescheiden ten behoeve van de turfwinning door derden. Dat proces ging voort in de meer zuidelijke kerspelen van Oostermoer. Begin 17e eeuw werd door landmeter Johan Sems de zogenaamde Semslinie bepaald, de grens tussen de gewesten Drenthe en Groningen. Er bleef nog lange tijd onenigheid over de exacte grens.
Vanuit vooral het gewest Holland (Amsterdam!) was er in de 17e eeuw, de Gouden Eeuw, een zeer grote vraag naar de brandstof turf. Die kon behalve uit de Smilder en Hoogeveener venen ook aan de westrand van het Bourtanger Moeras ook uit Drenthe worden gehaald, uit Oostermoer. Nadat de gemeenschappelijke veengronden in de 17e eeuw werden geprivatiseerd, begon nu ook hier de grootschalige turfwinning. Vooral consortia met Johan Struuck in de 17e eeuw en Willem Grevijlink in de 18e eeuw waren succesvol. . Gasselternijveen werd zelfs een turfschippersdorp. Er kwamen voorts veenkoloniale nederzettingen als Nieuw-Annerveen, Eexterveen, Gieterveen, Gasselternijveen, Drouwenerveen en Buinerveen.

Moderne tijd (1800-1950)

Pas na 1800 werd de grens tussen de provincies Drenthe en Groningen definitief bepaald. Bij het Convenant van 1817 tussen de stad Groningen en de veenmarken van Eext, Gieten, Bonnen, Gasselte, Drouwen, Buinen, Exloo en Valthe werd de Semslinie tot Drouwenermond geaccepteerd. Vervolgens werd een nieuwe grenslijn uitgestippeld en kon de stad staat Groningen het klooster Ter Apel annexeren. De grensbepaling was vooral bedoeld om een nieuw kanaal te graven, zodat de Drentse turf beter kon worden afgevoerd. De Hunze en ook het Grevijlinkskanaal waren daartoe ontoereikend. Het werk aan dit Stadskanaal werd hervat en in 1856 bereikte het Ter Apel.

Vanuit het stadskanaal begon de vervening, want de afvoerweg lag hier dichtbij. Daarvoor werden in zuidwestelijke richting allerlei hoofdwijken gegraven, de ‘monden’. Aan deze monden ontstonden vervolgens veenkoloniën als Gasselterboerveenschemond, Gasselternijveenschemond, Drouwenermond en Nieuw-Buinen. Elk jaar schoof de bebouwing aan deze monden weer een stukje op, in de richting van de Drentse Hondsrugdorpen. Rond 1900 waren zij deze nog niet helemaal genaderd. Nieuw-Buinen had inmiddels een eigen industrie gekregen, uniek voor Drenthe. Hier stonden twee glasfabrieken die aan honderden mannen, vrouwen, jongens en meisjes werk gaven. Voor het overige waren het echte veenkoloniën, waarbij de meeste mensen veenarbeid verrichten of middenstanders waren.

De bewoners van de nederzettingen op de Hondsrug leefden in deze periode volstrekt geïsoleerd van de veenbevolking. Dit waren echte agrarische dorpen, net als inmiddels de noordelijke veenstreken van Oostermoer. Die waren in cultuur gebracht en fungeerden als weidegebied. In de oude zanddorpen overheerste de ‘eeuwige roggebouw’, al waren haver en aardappelen sterk in opkomst. De agrarische bedrijven waren gemengd, want koeienmest was nog noodzakelijk om de akkers te bemesten. Dit was een belangrijke rem op de ontwikkeling van de landbouw.

Rond 1900 begonnen de zaken echter te veranderen. Deze werden vooral veroorzaakt door de geweldige ontwikkeling van de coöperatie in Drenthe. Boeren vormden coöperaties om fabrieksmatig zuivelproducten te vervaardigen, om gezamenlijk zaaizaad en kunstmest te kopen. Later kwamen er ook coöperaties voor dorsverenigingen, voor melkcontrole en boerenleenbanken. Vooral het aantal zuivelfabrieken was indrukwekkend. In Oostermoer verrezen ‘boterfabrieken’ in De Groeve, Zuidlaren, Anloo, Gieterveen/Bonnerveen, Borger, Bronneger, Buinen, Buinerveen, Drouwen, Gasselte, Gasselternijveenschemond, Gieten, Gietveen, Nieuw-Buinen, Westdorp.

Door het toenemende gebruik van kunstmest steeg de gemiddelde welvaart van de agrariërs in Noordenveld. Dit uitte zich in de veenkoloniën van Oostermoer in de bouw van zeer grote Oldambster- en villa-boerderijen. In de zanddorpen werden nog voornamelijk hallehuis- of Saksische boerderijen gebouwd. In de grotere nederzettingen verrezen tevens, vaak aan uitvalswegen, villa’s en andere herenhuizen. De meest opvallende is wel de modelboerderij De Schipborg bij de gelijknamige plaats, in 1915 gebouwd door H.P. Berlage. In veel veenkoloniale dorpen werden eind 19e, begin 20ste eeuw kerken en kerkjes voor diverse denominaties gebouwd.

Actuele vraagstukken

Het AnloerdiepjeDe meeste dorpskernen stralen nog een 19e eeuwse sfeer uit, vooral met de brinken van Anloo, Gieten en Gasselte. Na de Tweede Wereldoorlog werd Drenthe ontdekt door toeristen door toeristen uit geheel Nederland en door forensen uit met name de stad Groningen. Het toerisme resulteerde in een aantal recreatieve voorzieningen, aanvankelijk vooral in en rond Zuidlaren en op de Hondsrug. Ook gebieden die begin 20ste eeuw werden bebost, zoals het Gietenerveld, Gasselterveld en het Drouwenerveld alsmede de zandverstuiving Drouwenerzand werden door het vreemdelingenverkeer ontdekt. Het resulteerde in een groot aantal campings en andere toeristische verblijfplaatsen.

De bevolkingsgroei had ook tot gevolg dat er rond de grotere plaatsen nieuwbouwwijkjes werden gebouwd. Dit gebeurde in Zuidlaren (vooral Westlaren en Schulingsoord), Annen, Eext, hoofdplaats van de gemeente Aa en Hunze Gieten, Gasselte, Buinen en Borger. Van de veenkoloniale dorpen is alleen in Gasselternijveen gestreefd naar komvorming. Bij de andere nederzettingen bleef de bebouwing beperkt tot langs de linten. De bebouwing van de uiterste oostkant van Nieuw-Buinen daarentegen loopt naadloos over in dat van Stadskanaal. In het nabijgelegen Drouwenermond werd de hoofdwijk gedempt en vielen er na de mechanisatie van de landbouw gaten in de bebouwing door de sloop van landarbeiderswoningen.

Na de Tweede Wereldoorlog werd overal in Drenthe gestart met ruilverkaveling. Die van Borger betrof een integrale ruilverkaveling, met niet alleen aandacht voor verkaveling, waterbeheersing en verkeerskundige ontsluiting. Ook landschap, cultuurhistorie en natuur zouden aandacht krijgen, al viel dat in de praktijk tegen. Na 1952 werden in een periode van 30 jaar twintig boeren in de nieuwe Noordoostpolder geplaatst, werden 23 nieuwe bedrijven in het buitengebied gebouwd en daalde het aantal kleine bedrijven van 113 naar 21. In 1961 begon de uitvoering van de ruilverkaveling Bronneger- en Buinervenen. Het Hunzedal wderd vrij gehouden van bebouwing. Ook bij de ruilverkaveling Zuidlaren was dat grotendeels het geval, terwijl hier veel houtwallen op de overgang tussen Hondsrug en Hunzedal in stand werden gehouden. Acht jaar later ging de ruilverkaveling Gieten-Gasselte van start. In de Hunzelaagte werden slechts enkele boerderijen gebouwd, in het dal van de Drentsche Aa in het geheel niet.. Dat was een gelukkige greep want dit gebied werd in 2002 onderdeel van het Nationale Beek- en Esdorpenlandschap Drentsche Aa.

Thema's

Nationaal Beek- en Esdorpenlandschap Drentsche Aa

Het beekdal van de Drentsche Aa doorsnijdt het oosten van het deelgebied Noordenveld. Het is het meest gave laagland-bekestelsel van Nederland en beslaat een oppervlakte van ca. 30.000 ha. De Drentsche Aa vindt zijn oorsprong op het Zwiggelterveld, ruim 16 m +N.A.P. en stroomt 28 km noordwaarts. Bij de Witte Molen in de Glimmerpolder mondt de beek uit in het Noord-Willemskanaal, op een hoogte van 0.65 m + N.A.P. De beek wordt telkens genoemd naar het dorp waar hij langs stroomt en de Drentsche Aa heet daarom van zuid naar noord respectievelijk Amerdiep, Deurzerdiep, Loonerdiep, Taarloosche Diep, Oudemolense Diep, Schipborgerdiep, Westerdiep en dan eindelijk Drentsche Aa.Zicht op het dal van het Schipborgse Diep vanaf de Kymmelsberg.
Het gebied stond al lang op de nominatie om tot Nationaal Park te worden verklaard, zoals het Drents-Friese Wold en het Dwingeloërveld. Omdat in het stroomgebied zestien dorpen en gehuchten liggen en meer dan de helft uit landbouwgrond bestaat, was een bestemming als Nationaal Park in traditionele zijn (voornamelijk natuurgebied) niet mogelijk. Daarom werd speciaal voor het stroomdallandschap van de Drentsche Aa een Nationaal Park met ‘verbrede doelstelling’ gecreëerd, waarbij natuurterreinen, landbouwgronden, houtwallen en bosterreinen werden geïntegreerd. Dit werd in 2002 het Nationaal Beek- en Esdorpenlandschap Drentsche Aa., met als grenzen ruwweg Assen-Gieten-Glimmen. Dit betrof 10.000 ha. In 2007 werd vervolgens het Drentsche Aa-gebied uitgeroepen tot Nationaal Landschap met in totaal 34.000 ha. Het wordt gekenmerkt door de essen, de brinkdorpen, de vrij meanderende beek, de groenlanden in het beekdal en de omringende heide, die nu veelal bebost is. Vooral de gronden die direct aan de diepjes liggen werden door de staat aangekocht.

Oostermoer een windlandschap?

Eeuwenlang draaiden de wieken van wind- en korenmolens vreedzaam. Ze maalden overtollig water weg of maalden het koren tot meel. Ook in diverse dorpen in deelgebied Oostermoer stonden zulke molens, zoals bijvoorbeeld nu nog in De Groeve, Zuidlaren, Gieten, Gieterveen en Gasselternijveen zijn te zien.
Begin 20ste eeuw werd het ook in Nederland duidelijk dat op termijn de fossiele energie uitputtend is. Vooral in Scandinavie en Duitsland werd al eerder ingezet op alternatieve, duurzame energiebronnen. Een daarvan is windenergie. Het kabinet besloot onlangs dat in 2020 niet minder dan 14% van de Nederlandse energie moet voortkomen uit duurzame energiebronnen. Agrariërs en ondernemers keken al snel in de richting van de Groningse en vooral Drentse Veenkoloniën. Vanwege het open en grootschalige karakter van dit landschap zou hier vrij gemakkelijk én goedkoop windenergie te produceren zijn.

Daarom werden twee initiatieven ontwikkeld. Het Windpark Oostermoer zou moeten verrijzen tussen Gieten en Veendam, aan de Drentse kant van de provinciegrens. In het verlengde daarvan zou het windpark De Drentse Monden moeten verrijzen, tussen Borger en Stadskanaal. In totaal zou hier windenergie voor 300.000 tot 460.000 bewoners geproduceerd moeten worden. De initiatiefnemers wezen er op dat Drenthe al een lange traditie van energieleverantie had, van turf tot olie en gas. Er ontstond evenwel sterke weerstand tegen de plannen, gecoördineerd in de actiegroep Tegenwind. De groep bewoners van Oostermoer protesteren tegen windparken in het Hunzedal vanwege aanwijzingen dat laagfrequent geluid van windturbines kan leiden tot gezondheidsklachten. Bovendien vrezen zij dat hun huizen onverkoopbaar worden. Lange tijd wilden ‘windboeren’ en bewoners niet met elkaar in overleg treden. Nu de rijksoverheid minder dwingend wil vastleggen waar en hoeveel windmolens er gebouwd mogen worden, bestaat de kans dat deelgebied Oostermoer toch weer op iets geringere schaal een energielandschap wordt.

Literatuur

E. van der Bilt et al, Hunze visie : natuurontwikkeling in het Hunzedal en het Zuidlaardermeergebied. Assen, 1995

H. Boezen, Verhalend verleden : een bundel historische schetsen uit Borger-Odoorn. Borger, 2003

P. Brood et al, Anloo : het dorp, de kerk en de Etstoel. Bedum, 2006

P. Brood et al (red.), 750 jaar Oostermoerse venen: van Zuidlaarderveen tot Gasselternijveen. Bedum, 2009

T.J. Buma, Zuidlaren in vroeger tijd : uit de geschiedenis van een dorp en zijn omgeving. Leeuwarden, 1998

J.N.H. Elerie, Dorpslandschappen: naar een betere vormgeving van dorp en landschap. Assen, 1995

J.N.H. Elerie en W. Foorthuis, Dorp2000anno : de Hunze maakt geschiedenis. bedujm 2003

Historische Verenging Anne, De canon van Annen 1309-2009. Annen, 2009

Historische Vereniging Gieten Gemeente Gieten, ...in oude luchtfoto's : Bonnen, Bonnerveen, De Hilte, Gieten, Gieterveen, Nieuwediep, Torenveen, Veenhof : 1951-2001. Gieten, 2007

J. Loonstra et al, Tien eeuwen Hunze : renaissance van een oerstroomdal. Groningen, 1997

O.J. Nienhuis, De oudste uitbreidingsplannen van Eelde, Vries en Zuidlaren, 1920-1943. Vries, 2004

R. Ootjers et al, Geschiedenis van Borger. Meppel, 1994

H. Staal, 150 jaar Gasselternijveenschemond : een beschrijving van meer dan 150 jaar wel en wee van de Gasselternijveenschemond en haar bewoners. Gasselternijveenschemond, 1989

K.P. Timmer, De Drouwener venen : de geschiedenis van de ontwikkeling van een hoogveengebied van ca. 1650 tot 1914. Borger, 1992

Chr. van der Veen, Anno Anloo. Anloo, 1997

E. Veenhof, Herinneringen aan de Veenhof : mien jeugd in een kleine boerengemeenschap. Bedum 2009 (over Gieten)

G.E. de Vries, 200 jaar Veenkoloniën van Borger en Odoorn. Bedum, 2005

Werkgroep Historie Eexterveen, Eexterveen, al 500 jaar in beweging. Eexterveen, 2005

F. Wolthuis, Drents Daip blif altied stromen : Oud-Annerveen, Spijkerboor, Nieuw-Annerveen. Leek, 1993