Foto's

 (Klik op een foto om te vergroten)
Lanjouw's zansgat
Nieuw Buinen, Kerklaan
Het graven van een '' Branddobbe
Gasselte, witte kerk
Weijers
Gieterstraat 3
Boomgeld
Bierbrouwerij
Oude Kerkpad
Udding's zandgat
Photos provided by Panoramio. Photos are under the copyright of their owners.

Introductie

Auteur: Gerben de Vries 

De Oude Veenkoloniën is een betrekkelijk jong verveend gebied, waar vanaf de 17e eeuw een belangrijk deel van het zeer grote Bourtanger Moeras werd ontgonnen. Het kenmerkt zich door rechte vaarten en wijken, bebouwing langs deze waterwegen en landwegen en weidse ruimten tussen de nederzettingen. In dit gebied zijn de regionale centra Hoogezand-Sappemeer, Veendam-Wildervank, Oude Pekela-Nieuwe Pekela en Stadskanaal-Musselkanaal na de Tweede Wereldoorlog uitgebreid met nieuwe woonwijken en industrieterreinen.


De Oude Veenkoloniën grenzen in het noorden aan het de lage zandruggen van het Wold-Oldambt. In het oosten liggen de hogere ruggen van Westerwolde. In het zuiden grenzen zij aan het Stadskanaal en de provinciegrens met Drenthe. Ten westen van de Oude Veenkoloniën liggen de oudere (Middeleeuwse) ontginningen van het Bourtanger Moor, Kropswolde, Wolfsbarge en Zuidlaarderveen.

Kenmerken en Bijzonderheden

  • Grootschalig open veenkoloniaal landschap met lange en brede kavels
  • Veenkoloniale dorpen langs kanalen
  • Grote boerderijen van het Oldambster type
  • Verspreide gesitueerde boerderijen
  • Veenborg Welgelegen (Borgercompagnie)
  • Rechthoekig patroon van wegen en wijken, vaak vanuit verschillende ontginningsrichtingen
  • Afwateringskanaal Veendam-Musselkanaal (Verlengde A.G. Wildervanckkanaal)
  • Particulier kerkhof (familiebegraafplaats Uniken) in Stadskanaal-West.
  • Nieuwe bosaanleg (De Langebos bij Veendam, Pekelder Bos bij Oude Pekela), Vledderbos bij Stadskanaal, Horstenerbos bij Musselkanaal)
  • Natuurreservaten (Veenhuizerstukken bij Stadskanaal, Hoetmansmeer bij Boven Pekela)
  • Aardgaslocaties (Wildervank, Oude Pekela)
  • Zuiveringsinstallaties (Veendam, Oude Pekela, Stadskanaal)
  • Zandwinlocatie (Heeresveld bij Nieuwe Pekela)
  • Vliegvelden (Wildervank, zweefvliegtuigen en Vledderveen, ultra light vliegtuigen)
  • Golfterreinen (Veendam)
  • Veenkoloniaal Museum (Veendam)

Landschapsopbouw

Oorspronkelijk behoorde het gehele gebied tot het Bourtanger Moor of Moeras, dat vanaf 1600 werd verveend. Dit landschappelijke transformatieproces werd in de eerste helft van de 20ste eeuw voltooid. De afvoer van de turf werd vanaf de 17e eeuw verzorgd door het Winschoterdiep. De eerste ontginningsassen, die van Hoogezand en Sappemeer, waren dan ook gericht op dit kanaal. Ook de veenkoloniën Muntendam, Veendam-Wildervank en de Pekela’s hadden deze relatie met het Winschoterdiep. Vanuit Hoogezand-Sappemeer werd vervolgens in zuidoostelijke richting verveend in Kalkwijk, Borgercompagnie en Kiel-Windeweer. Dat is nog steeds goed te zien in het landschap.

De tweede ontginningsas was het Stadskanaal, vanaf eind 18e eeuw aangelegd in zuidoostelijke richting. Hier ontstonden de veenkoloniën Nieuwediep, Stadskanaal en Musselkanaal. Vanuit deze nederzettingen werd vanaf eind 19e eeuw verveend in noordoostelijke richting, totdat de zandopduikingen van Onstwedde en Mussel werden bereikt. De hoogte varieert van 5 m + N.A.P bij Stadskanaal tot 1 m tussen Veendam en Oude en Nieuwe Pekela. Bij Musselkanaal liggen enkele kleine zandopduikingen die plaatselijk 8 tot 9.6 m hoog zijn. De uitgeveende gebieden zijn nu merendeels (90%) akkerbouwpercelen geworden, behalve bij Borgercompagnie, Nieuwediep en Boven Pekela waar ook vrij veel weideland ligt.

Het Winschoterdiep is nog steeds een belangrijk vaarwater dat het deelgebied Oude Veenkolonien van west naar oost doorkruist. Het Stadskanaal heeft de facto geen functie meer voor scheepvaart en afwatering. Voor dat laatste werd eind jaren tachtig van de 20ste eeuw het A.G. Wildervanckkanaal en het Kanaal Veendam-Musselkanaal gegraven. De snelweg A7 volgt zo ongeveer het traject van het Winschoterdiep en loopt naar de grens met Duitsland. Er zijn diverse afslagen naar onder meer Hoogezand, Zuidbroek-Veendam, Winschoten-Pekela’s. De N33 verbindt Assen met Veendam en de N378 en N374 Stadskanaal met Drenthe.

Tussen de stedelijke kernen Hoogezand-Sappemeer, Veendam-Wildervank, Oude en Nieuwe Pekela en Stadskanaal-Musselkanaal liggen slechts weinig kleine nederzettingen en boerderijen in het veld. De enkele natuurreservaten zijn bovendien niet oorspronkelijk, maar in het kader van de Herstructurering van de Veenkoloniën gecreëerd. Daardoor is tussen de bewoningskernen een vrij kaal, leeg en rechthoekig verkavelingspatroon ontstaan.

Indeling

De Oude Veenkoloniën bestaan uit de gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Veendam, Pekela en Stadskanaal.

Het gebied maakt sinds 2000 deel uit van het waterschap Hunze en Aa’s, waarin de boezemwaterschappen Dollardzijlvest, Hunze en Aa en Eemszijlvest samengingen.

Het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2012 van de provincie Groningen rekent de Oude Veenkoloniën tot de Oude Veenkoloniën. De Herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën hebben als deelgebieden onder meer de Oude Veenkoloniën (met als kernen Hoogezand-Sappemeer en Veendam-Wildervank), de Pekela’s en de Kanaalstreek (Stadskanaal-Musselkanaal).

Woonkernen

Gemeente Hoogezand-Sappemeer: Hoogezand, Sappemeer, Kiel-Windeweer, Kropswolde, Martenshoek, Foxham, Foxhol, Foxholsterbos, Borgweg (deels), Westerbroek, Waterhuizen,  Wolfsbarge, Nieuwe Compagnie, Lula, Kalkwijk.
Gemeente Veendam: Veendam, Wildervank, Borgercompagnie (deels), Tripscompagnie (deels), Bareveld (deels), Langewijk, Wildervanksterdallen, Numero Een, Numero Dertien, Ommelanderwijk, Zuidwending, Kibbelgaarn (deels), Boven Veensloot (deels), Korte Akkers, Egypteneinde.
Gemeente Pekela: Oude Pekela, Nieuwe Pekela, Boven Pekela, Bronsveen, Het Stroobos, Alteveer (deels), Doorsnee, Dwarsdiep, Hoetmansmeer, Kruiselwerk, Wildeplaats.
Gemeente Stadskanaal: Stadskanaal, Musselkanaal, Onstwedde Achterholte, Achterholterveen, Alteveer (deels), Barlage, Blekslage, Braamberg, Ceresdorp, Hőchte, Horsten, Ter Maarsch, Nieuw-Stadskanaal, Onstwedder Holte, Oomsberg, Smeerling, Sterenborg, Tange, Veenhuizen, Vledderhuizen, Vledderveen, Vosseberg, Wessinghuizen, Ter Wupping.

Landschapsgeschiedenis

Geologie

Het hoogveengebied het Bourtanger Moeras werd vanaf 5000 jaar v.Chr. gevormd. Het was 200.000 ha groot en lag in het grensgebied van Groningen, Drenthe en het Duitse Emsland. Van dit moeras lag 70% in Nederland. Het had de vorm van een V, waarbij Westerwolde als hoger gelegen zandgebied tussen de twee poten lag.

Veen ontstaat in een natte, zuurstofarme omgeving door de ophoping van dode plantenresten. Het veengebied lag tussen het zandgebied van de Drentse Hondsrug en de zee, met de kanttekening dat vroeger ook Duurswold en Wold-Oldambt veengebieden waren. In drogere perioden groeiden ook bomen op het veen. Als zij afstierven werd weer een nieuwe laag veen gevormd. De verschillende lagen veen groeiden op diverse plaatsen boven de omgeving uit en bedekte het oorspronkelijke landschap. Het veengebied werd doorsneden door beekjes en her en der lagen vennen en meerstallen (Hoetmansmeer).

Vroegste bewoning en Middeleeuwen

Nog voordat de veenvorming begon, woonden hier mensen. Bij het Hoetmansmeer zijn sporen gevonden uit de Middensteentijd. Na de uitbreiding van het veen, werd het Boertanger Moeras vrijwel ontoegankelijk. Wel zijn er veenwegen gevonden, onder meer bij Nieuw-Dordrecht en vooral Valthe-Ter Apel, aan de rand van de Oude Veenkoloniën.

Vanaf de 10e eeuw begonnen de bewoners van nederzettingen in het westelijke deel van het Boertanger Moeras met kleinschalige vervening en ontginning voor eigen gebruik. Begin 13e eeuw begonnen boeren in de omgeving van Wolfsbarge meer systematisch te vervenen, in opdracht van de kloosters van Aduard en Essen. Ook aan de Drentse kant van de lange tijd onzekere werd in opdracht van Groningers kloosters turf gestoken, tot aan Weerdinge in de Drentse Zuidoosthoek. De turfstekers zullen wellicht in de graafperiode tijdelijk in het veen hebben gewoond, maar tot permanente bewoning leidde dit niet.

Nieuwe Tijd (1500-1800)

De eerste groep die op grootschalige, commerciële wijze in het Boertanger Moeras verveende, was de Friesche Compagnie in de Pekela’s. Nog voor 1600 werd hier vanuit Winschoten voorzichtig mee begonnen. Daarna was de regie in handen van de stad Groningen. Zij nam in 1616 bij Hoogezand een Utrechtse veencompagnie over en begon sindsdien in oostelijke richting het Winschoterdiep te verlengen. In 1637 werd Winschoten bereikt. Alle afgestoken turf van de Veenkoloniën werden aanvankelijk via dit vaarwater afgevoerd. De stad Groningen kreeg de opbrengsten van de doorvaart van de turfschepen, terwijl zij door middel van de ‘conditiën van verhuyringhe’ op lucratieve wijze de door haar aangekochte gronden verhuurde. Door haar strategisch inzicht op lange termijn en haar grote grondbezit in oostelijk Groningen, wordt daarom wel gesproken van de stadstaat Groningen.

Hoogezand en Sappemeer waren de eerste nederzettingen van de Oude Veenkoloniën. De venen van dit gebied werden vanaf 1621 aan snee gebracht. Vanuit Hoogezand en Sappemeer werden hoofdwijken zuidoostwaarts aangelegd, zoals het Kielsterdiep en de Kalkwijk. Haaks hierop werden zijwijken gegraven en verder verveend. Zo ontstonden ten zuiden van Hoogezand-Sappemeer de veenkoloniën Kiel-Windeweer en Borger-Compagnie. De laatste was vernoemd naar een consortium van tien Groninger verveners, die in 1647 van start gingen met de aanleg van een hoofdwijk naar het Winschoterdiep. Tezelfdertijd nam de stad Groningen de verveningsactiviteiten van de Friese veencompagnie in de Pekela’s over. In diezelfde tijd, midden 17e eeuw, werden de uitgestrekte venen tussen Hoogezand-Sappemeer en de Pekela’s ook aangesneden. Hier werd bij Veendam een dubbelkanalenstelsel gegraven, met een Oosterdiep en een Westerdiep. Daardoor ontwikkelde zich hier al vroeg een dorpskern, die in de meeste andere veenkoloniën niet aanwezig was.

Tussen 1600 en 1800 werden in de verveningssystemen van Hoogezand-Sappemeer, Veendam-Wildervank en de Pekela’s een fijnmazig net van waterwegen aangelegd. Dit liep van hoofdafvoerwegen als het Winschoterdiep via hoofdwijken als de Kalkwijk, het Ooster- en Westerdiep en de Pekel A tot de talloze wijken en sloten in het achterland. Naarmate de vervening vorderde, trokken veel veenarbeiders met het werk mee en vestigden zich buiten de grote kernen. Hoogezand, Veendam en Oude Pekela ontwikkelden zich tot welvarende nederzettingen, vooral door de scheepvaart en scheepsbouw. Vooral in en rond Hoogezand en Veendam leidde de welvaart tot een verdichting van de huizen langs de hoofdkanalen. Voor het Groninger stadspatriciaat werden met name in en rond Hoogezand en Veendam diverse landhuizen en veenborgen gebouwd, zoals Woelwijk, Jachtwijk en Sorghvliet. Van deze huizen is alleen Welgelegen bij Borgercompagnie (ca 1750) overgebleven.

Moderne Tijd (1800-1950): Industriële hoogconjunctuur

Vanaf eind 18e eeuw begon de stad Groningen met de aanleg van het Stadskanaal in zuidoostelijke richting. Begin 17e eeuw was door Johan Sems de grens bepaald in het moerassige grensgebied tussen Groningen en Drenthe. Lange tijd bleven er evenwel grensgeschillen tussen de bewoners van de Drentse zanddorpen en de Groninger nederzettingen. Anderzijds wilden de Drentse veenmarken graag hun turf afvoeren via het nieuwe Stadskanaal in plaats van de Oostermoersche Vaart of Hunze. In 1817 werd in een Convenant tussen Groningen en negen Drentse veenmarken zowel de definitieve grens als de turfafvoer geregeld. De grens werd daarbij bepaald ten westen van de Semslinie, ten voordele van de provincie Groningen. De Drentse turf werd voortaan via het Stadskanaal en de diepen van Wildervank en Veendam verscheept.   

Het Stadskanaal werd steeds verder doorgetrokken, totdat in 1856 Ter Apel werd bereikt. Ten noorden van het kanaal in de provincie Groningen werd sindsdien driftig verveend. De langgerekte nederzettingen Stadskanaal en Musselkanaal ontstonden, terwijl van hieruit wijken noord-noordoostwaarts werden gegraven. In de 20ste eeuw ontstonden hier veenkoloniën als Vledderveen, Veenhuizen en Alteveer. Daarvoor waren in deze veengebieden op kleine zandopduikingen al gehuchten als de Horsten, Oomsberg, Tange en Ter Maarsch ontstaan. Ten westen van het Stadskanaal, op Drents grondgebied, werden de zogenaamde Monden aangesloten op het kanaal. Ook hier begon de vervening het dichtst bij het afvoerkanaal, het Stadskanaal dus.

In de 18e eeuw begon de Veenkoloniale scheepvaart. Aanvankelijk was dit vooral kustvaart op het nabije buitenland, Duitsland, Groot-Brittannië, België en Frankrijk. In de 19e eeuw breidde dit zich uit tot Scandinavië, Rusland en het Middellandse Zeegebied. De scheepsvaart ging gepaard met scheepsbouw, oorspronkelijk in alle Oude Veenkoloniën. Later concentreerde dit zich vooral bij Hoogezand-Martenshoek.

Mede vanuit de scheepsbouw en scheepvaart ontwikkelde zich vanaf het midden van de 19e eeuw de landbouwindustrie. In de Oude Veenkoloniën was een combinatie van grondstoffen (aardappelen, stro), brandstoffen (turf en hout), water van goede kwaliteit en een goed natte infrastructuur aanwezig. Dit leidde tussen 1860 en 1900 tot de oprichting van 31 aardappelmeelfabrieken. De meeste fabrieken stonden in Veendam-Wildervank. Grootste tycoon was W.A. Scholten en na hem zijn zoon J.E. Scholten. Na 1900 begonnen boerencoöperaties met de oprichting van coöperatieve aardappelmeelfabrieken en deze stonden in het gehele Veenkoloniale gebied, vaak dichtbij de akkerbouwgebieden. Strokartonfabrieken werden na 1870 gesticht, in totaal tien particuliere fabrieken, waarvan negen in Oude Pekela. Na 1900 ontstonden ook overal verspreid coöperatieve strokartonfabrieken. In het kielzog van deze landbouwindustrie vestigde zich ook zeer diverse industriële bedrijven in de Oude Veenkoloniën, met als kernen Veendam-Wildervank, Hoogezand-Sappemeer en de Pekela’s. De industrieën stonden vrijwel alle langs de hoofdwijken van de veenkoloniale nederzettingen. Stadskanaal bleef tot in de jaren twintig van de 20ste eeuw een belangrijk verveningsgebied.

Actuele vraagstukken

In de jaren vijftig bloeide de industrie in de Veenkoloniën. De landbouwindustrie (strokarton- en aardappelmeelfabrieken) deed het goed in Veendam en de Pekela’s, terwijl in Stadskanaal onder meer een belangrijke dochter van Philips gevestigd werd. In de jaren zestig kreeg het industriële spectrum van de Oude Veenkoloniën echter diverse klappen. De spectaculaire uitbreidingen van Philips in Stadskanaal waren verleden tijd. Vooral de toekomst van de aardappelmeel- en strokartonindustrie baarde de regio zorgen, ook omdat de hele industrie in een negatieve spiraal leek te belanden. .

In de jaren zestig van de 20ste eeuw fuseerden veel aardappelmeelindustriebedrijven. Vooral de Veendammer coöperatie AVEBE slokte veel bedrijven op, waaronder die van Scholten. Uiteindelijk waren er in de Oude Veenkoloniën nog maar twee spelers over, KSH en AVEBE, totdat in 1978 het laatste bedrijf ook KSH overnam. Ook in de (stro-)kartonindustrie vond in de jaren zeventig een herstructurering plaats. Karton werd nu in plaats van uit stro uit oud papier gemaakt. Doordat karton als verpakkingsmateriaal grotendeels werd verdrongen door plastic, ontstond er een structurele overcapaciteit. Twee kartongiganten bleven er over, KNP en Bührmann-Tetterode met in de Oude Veenkoloniën drie van de in Groningen in totaal zes bedrijven, te weten de vestigingen in Oude Pekela, Hoogezand en Sappemeer.  Met deze fusies en overnames gingen veel arbeidsplaatsen verloren. Dat laatste was ook het geval bij de Philipsvestiging in Stadskanaal. In 1970 waren hier nog 3000 werknemers, een aantal dat in 2000 was gedaald tot 800.   

In de jaren zestig werd ook in de Oude Veenkolonien stedebouwkundig gewerkt aan kernvorming. Hoogezand-Sappemeer, Veendam-Wildervank, Oude Pekela-Nieuwe Pekela en Stadskanaal-Musselkanaal kenden in 1960 nog voornamelijk bebouwing langs de waterwegen. Een deel van deze kanalen, hoofdwijken en vooral wijken werd sindsdien gedempt en op hun plaats kwamen wegen en kruispunten.

In Hoogezand werd vooral in het westelijke deel van de ‘stad’ nieuwe woonwijken gebouwd, zoals Gorecht en Woldwijck. In Veendam werd het Wester- en Oosterdiep voor een deel gedempt. Hier werd ook voornamelijk nieuwbouw in westelijke richting gepleegd, met onder de Gildenbuurt in Veendam en Sorghvliet in Wildervank. Ten westen van beide ‘steden’ werden een groene zone aangelegd, met parken, een golfbaan, een manege en nabij Borgercompagnie ook een vuilstortplaats. In zowel Oude als Nieuwe Pekela werd een nieuwe kern gecreëerd. De nieuwbouwwijken waren hier bescheidener van karakter. Wel kregen beide plaatsen zwemplassen aangelegd. De kernvorming van Stadskanaal kwam het laatst op gang. In het westen lag het zeer langgerekt dorp tegen de grens met Drenthe en kon daardoor niet uitbreiden. In het oosten verrezen de wijken Waterland, Maarswold, Maars Stee, De Hagen, De Bergen, Vogelwijk en Vleddermond. In samenwerking met de gemeente Borger/Odoorn wordt er nu ook gebouwd bij Nieuw/Buinen. In Musselkanaal tenslote werden de nieuwbouwwijken Florawijk en Musselpark gerealiseerd. Groene zones hier waren onder meer het Vledderbos en het Pagedal.

Thema's

Herinrichting van Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën

In de Jonge Veenkoloniën werden na de vervening landbouwgebieden ontwikkeld. De percelen waren gemiddeld vrij groot, zeker in vergelijking met ‘zand-Drenthe’. Daar waren al sinds de jaren twintig van de 20ste eeuw ruilverkavelingen aangevraagd en sinds de jaren vijftig ook steeds vaker gehonoreerd. Tegen 1970 wilden de agrariërs ook een ruilverkaveling voor dit gebied in Zuidoost-Drenthe. Al die wijken en sloten stonden een goede ontsluiting in de weg. Omdat bovendien steeds meer wijken dichtgegooid werden, ontstonden er problemen met de afwatering.

Van meet af aan werd de zaak in een ruim perspectief gezet. In 1970 werd door de samenwerkende landbouworganisaties met de betrokken gemeenten en de provincies Drenthe en Groningen de Reconstructiecommissie voor de Veenkoloniën opgericht. Onder regie van het ministerie van Landbouw en Visserij ontstond even later de Herinrichtingscommissie van Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën. Het betrof in totaal 130.000 ha, waarvan ongeveer de helft in de Oude en Jonge Veenkoloniën lag.

Deze commissie leidde tot de ontwikkeling van wat uiteindelijk geen megaruilverkaveling ten behoeve van de primaire sector was. Om de economie uit het slop te halen, werd gestreefd naar een herinrichting van de infrastructuur ten behoeve van de gehele samenleving. Naast versterking van de economie kwamen zo ook cultuur en milieu op het programma. De Herinrichting sloeg niet totaal nieuwe wegen in, maar structureerde de maatschappelijke vernieuwing van het Veenkoloniale ‘probleemgebied’.

In het kader van de Herinrichting werd onder meer het Pekelder Hoofddiep verbeterd, zodat het gebruikt kon worden voor de recreatievaart. Delen van het Stadskanaal werden evenwel gedempt, vooral om stedenbouwkundige redenen. In en bij Veendam waren al eerder het Beneden Oosterdiep en de Ommelanderwijk geheel en het Boven Westerdiep gedeeltelijk gedempt. Het (Boven) Oosterdiep bleef nu wel behouden, omdat de waarde van de Veenkoloniale wateren vanaf de jaren zeventig werd onderkend. Binnen het raamwerk van de Herinrichting werden verder in diverse dorpen multifunctionele centra opgericht en visvijvers en andere groene zones aangelegd. Ook de wegen- en fietspadenaanleg kreeg de aandacht. Ten behoeve van de afwatering van Oude Veenkoloniën en Westerwolde werd tussen 1983-1993 het kanaal Veendam-Musselkanaal gegraven, ook wel Verlengde A.G. Wildervanckkanaal genoemd.

Literatuur

F.E. Banga, Veendam, Parel van de Veenkolonien. Bedum, 1988

A. Buursma en G.E. de Vries, 250 jaar Stadskanaal: van Bareveld tot Barnflair. Bedum, 2009

W. Boetze, Semsliniekunstlijn: 8 nieuwe beelden langs een historische grens. s.l., 2002

J. van den Broek et al., 375 jaar Hoogezand en Sappemeer. Bedum, 2003

M. Hillinga, Boerderijenboek Groninger Oude Veenkoloniën: Kleinermeer, Kalkwijk, Borgercompagnie Tripscompagnie. Groningen, 2000

P. Harkema et al., Hoogezand-Sappemeer: gemeentebeschijving. Groningen, 1991

P. Harkema et al., Pekela: gemeentebeschijving. Groningen, 1991

P. Harkema et al., Veendam: gemeentebeschijving. Groningen, 1991

P. Harkema et al., Stadskanaal : gemeentebeschijving. Groningen, 1991

H.G. Hurenkamp, Een lang slepend Gronings-Drents conflict: het liquidatieproces van de stadsbezittingen en –rechten van de gemeente Groningen. s.l., 2003

H.J. Keuning, De Groninger Veenkoloniën: een sociaal-geografische studie. Amsterdam, 1933

B. Roossien, Stadskanaal, een ‘zeer bezienswaardige nederzetting’. Zaltbommel, 2003

S.J. Seinen, Tange-Alteveer en het zendingsveld. Bedum, 2005

A. Tiktak, Pekel: de binnenkant van drie dynamische dorpen. Groningen, 1999

H. van der Veen et al., 350 jaar Veendam en Wildervank. Bedum, 2005

H. van der Veen, Veenkoloniën: Strepen aan het water. Bedum, 2011

K.J. Vos, Hoogezand en Sappemeer in de voorbije eeuw. Hoogezand-Sappemeer, 1999

G.E. de Vries, 400 jaar Pekela Bedum, 2006